Velen zullen haar kennen: de Japanse duizendknoop. Ze is inmiddels één van onze meest bekende planten. En niet op positieve wijze. Want ze ondermijnt funderingen, groeit in rioolbuizen en lijkt niet te bestrijden. Wegmaaien helpt niet, wegbranden en elektrocutie ook niet, bestrijdingsmiddelen hebben geen vat op haar. Kortom: deze ‘terrorplant’ is een invasieve exoot die hier van oorsprong niet leeft en, door het ontbreken van natuurlijke vijanden, zich explosief uitbreidt.
Eerder schreef ik een verhaal over de duizendknoop. Stiekem was dat bedoeld als een liefdesverklaring. Want ik houd wel van een lastpak die zich nergens iets van aantrekt en elke keer, na verwijderd te zijn, weer tevoorschijn komt. Bovendien is ze gewoon mooi om te zien, met die subtiele, lichtgroene bladeren en de roodbespikkelde, holle stengels. Maar ineens, als donderslag bij heldere hemel, bekoelde mijn liefde. Het gebeurde afgelopen zomer op mijn moestuintje, waar ze al jarenlang een vaste plek heeft. Helder zie ik nog voor me hoe ze daar terechtkwam, ongeveer vijftien jaar geleden. Iemand nam een vitaal ogende, voor mij toen nog onbekende plant mee. Ze noemde de exotische en nieuwsgierig makende naam: Japanse duizendknoop. Die wil je wel in je tuin hebben! Ik herinner me nog hoe krachtig ze aansloeg, zonder te verleppen, en hoe snel ze zich uitbreidde.
Die liefde duurde dus tot afgelopen zomer. Wat was namelijk het geval? Mijn moestuintje ligt in een gebied waar ook professionele tuinders actief zijn. Eén van die tuinders had blijkbaar duizendknopen bij mij gezien en kwam verhaal halen, nota bene op het moment dat ik oog in oog stond met een andere invasieve exoot: de Amerikaanse rivierkreeft. Terwijl die dreigend zijn scharen naar me ophief en in een trage beweging, achteruitlopend, de aftocht blies, begon de tuinder met zijn tirade. Of die duizendknopen langs de slootkant van mij waren? Zonder op antwoord te wachten, oreerde hij verder: of ik die planten weg wilde halen, want als ze ‘op het veld gaan groeien dan hebben we, en u in het bijzonder, een groot probleem’. Rustig blijven, wist ik nog te bedenken, tel je zegeningen en keer de andere wang toe. Ga nooit in discussie met een professional. Dus liet ik hem uitpraten en hoorde nog dat ik ‘verantwoordelijkheid moest nemen’, waarna hij wegbeende. Met andere woorden, de duizendknoop moest verdwijnen. Of ik. En aan dat laatste moest ik niet denken.
Direct nadat hij was vertrokken begon er van alles in me te schuiven. Mijn liefde voor de duizendknoop implodeerde. In een vloek en een zucht veranderde ik van een duizendknoopliefhebber in duizendknoopmoordenaar. Schokkend eigenlijk hoe snel zoiets kan gebeuren, puur door eigenbelang. Verbeten ging ik aan de slag met het uittrekken van de plant, ook wel wetende dat ze dan vanuit de wortelstokken kwadratisch terug zouden komen. Maar ja, je moet wát. In de weken erna bezocht ik het tuintje frequenter dan normaal. Niet vanuit plezier of om lekker dromerig met plantjes bezig te zijn, maar met een doelgerichte missie: het uitroeien van de duizendknoop. En toen ik het zoveelste exemplaar eruittrok zag ik iets vreemds: er zaten knaagsporen in een aantal bladeren.
Wat een vreemde patronen! Zou er dan toch een natuurlijke vijand van de duizendknoop bestaan, in tegenstelling tot wat algemeen beweerd wordt? Mijn brein ratelde. Om welke insectensoort zou het gaan? Thuis dook ik de literatuur in, waarna twee opties overbleven. Verdachte nummer 1: de behangersbij. De vrouwtjes daarvan hebben de gewoonte ronde stukjes uit bladeren te knagen, die tussen kaken en poten mee te nemen en de nesten ermee af te sluiten. Verdachte nummer 2: de bladrandkever. Die vreet bladranden aan in kenmerkende patronen, precies zoals bij mij het geval was. Maar geen van beide insectensoorten liet zich op heterdaad betrappen en dus is het wachten op het nieuwe groeiseizoen.
Zeker, mijn liefde voor de duizendknoop was bekoeld. Maar ja, als je haar vrijwel dagelijks tegenkomt, vlamt alles weer op. Honderden exemplaren kom ik tegen tijdens mijn wandeling van de bushalte aan de Amstelveenseweg in Amsterdam naar mijn werk. Die verkeersader gromt, toetert en stinkt dag en nacht. Niet echt een plek om lang te verblijven. Maar tegelijkertijd is het ook, vanwege die duizendknopen, een fascinerende plek. Van dichtbij kan ik zo de groei en ontwikkeling volgen. Bloeien ze al? Drukken ze andere planten weg? Heeft de gemeente Amsterdam, die miljoenen investeert in de bestrijding, al actie ondernomen?
Nu is het mooie van waarnemen, dat het zichzelf aanzwengelt. Waarnemen doet waarnemen. De grote Jac. P. Thijsse beschreef dat al: ‘Ik kies mijn observaties zó, dat ik op een stuk of vier verschijnselen tegelijk kan letten en niet zelden maakt een gunstig toeval dan het half dozijntje vol.’ Zo is het precies, want het volgende gebeurde. Op het meest hectische punt van de Amstelveenseweg, pal naast het viaduct waarover de metro rijdt, met in de lucht vliegtuigen van en naar Schiphol, naast de hortende en stotende file richting de ringweg A10, kreeg ik een boompje in het vizier, fier groeiend tussen de dubbele vangrails. Ik liep erheen en determineerde snel en intuïtief: dit moest een fluweelboom zijn. Snel maakte ik een foto, want mijn bus kwam eraan.
In de bus bestudeerde ik de foto en begon te twijfelen. Zo’n tere, breekbare fluweelboom, op zo’n plek? Nogal onmogelijk, zo leek me, bij nader inzien. De volgende dag was ik er weer, maakte meer foto’s, zocht naar details en determineerde met de bekende apps die je daar tegenwoordig voor hebt. Nee, dit was inderdaad geen fluweelboom, maar een … hemelboom. En zo viel ik van het één in het ander. Want deze boom kende ik niet.
Een paar feitjes, voor de beeldvorming. Het zaad van de hemelboom (Ailanthus altissima) is halverwege de achttiende eeuw door ene Philip Miller uit China meegenomen naar Engeland. In Nederland is ze waarschijnlijk pas zo’n dertig jaar aanwezig, vooral aangeplant als een fraaie en taaie stadsboom. Maar ze doet het té goed, zo blijkt. Vooral langs de grote rivieren breidt ze zich uit, ten koste van inheemse soorten. Om die reden prijkt ze sinds kort op een lijst van de EU met invasieve exoten. Heel toevallig is het dus niet dat de hemelboom op die Amstelveenseweg groeit. Want de natuur dobbelt niet. Het urbane milieu langs de weg faciliteert dit soort planten. De ruigheid van de plek, de kalkrijke, stikstofrijke, verstoorde bodem, de verontreinigde lucht en het warme stadsklimaat vormen optimale omstandigheden. Daarom groeien hemelbomen, net als duizendknopen, graag langs spoorbanen, snelwegen en kademuren. Zo is de hemelboom in ongeveer dertig jaar tijd uitgegroeid van gewaardeerde stadsboom tot ongewenste binnendringer. Het kan verkeren, als je als boom onder de mensen komt …
Een paar dagen na mijn ontmoeting met het hemelboompje stapte ik weer in mijn bus, terug naar huis. Het was weer eens venijnig druk en de bus vorderde maar langzaam. Ik tuurde door het raam … ja … ik kon haar al zien. Stap voor stap kropen we naar haar toe. Ik hoopte dat we even stil naast elkaar zouden staan en dat ik in de bus stilletjes een foto kon nemen. Mijn plannetje lukte! Het leek zelfs alsof de chauffeur even speciaal voor me stopte, langs die vangrails. Daar stond ze, rechtop, licht meebewegend met de wind, immuun voor het lawaai en de stoffige stank.
De bus sjokte verder en stopte bij de laatste halte vóór de oprit naar de A10. Daar kreeg ik, volgens Thijssiaanse wetmatigheid, de volgende onverwachte waarneming in de schoot geworpen. De deuren sisten open en ik kon volop naar buiten kijken. Ik zag, aan de voet van het dijklichaam van de A10, een mij welbekende kolonie duizendknopen. Maar er was iets veranderd … om de planten heen waren paaltjes in de bodem geslagen. In een reflex spurtte ik door de nog openstaande deur naar buiten en liep het niemandslandje op tussen de bushalte en de A10. Het kon niet anders dan dat deze paaltjes, met vrolijk ogende, oranje-fluorescerende koppen, voor de bestrijding van de duizendknoop in de bodem waren geslagen. Wat zouden ze hier precies van plan zijn?
Inmiddels, een paar weken later, staan de duizendknopen er nog steeds, omgord door de golvende cirkel van paaltjes. Het geheel ziet er lichtelijk absurd uit, alsof er binnenkort een rituele slachting gaat plaatsvinden. De cirkel roept ook nieuwsgierigheid in me op, naar het nieuwe groeiseizoen. Zullen de duizendknopen dan definitief verwijderd zijn? En zal ik knagende behangersbijen en bladrandkevers gaan zien? En de hemelboom? Hoe lang zal die nog blijven staan op de Amstelveenseweg? Trouwens, in mijn zoektocht naar de hemelboom kwam ik, niet ver van de Amstelveenseweg, in het Beatrixpark, een prachtig exemplaar tegen. Met dank aan de duizendknoop …
Naschrift. Drie weken na het schrijven van bovenstaande is het onvermijdelijke gebeurd: het hemelboompje tussen de vangrails is verwijderd.
De afbeelding van de bladrandkever is gemaakt door Janet Graham (https://www.flickr.com/people/130093583@N04). Die van de behangersbij door Line Sabroe (https://www.flickr.com/people/43706167@N03).