Tijdelijke Natuur
Jan 20th, 2013 by Frans Olofsen
Het was tussen Kerst en Nieuwjaar, een paar dagen na het aflopen van de Maya-kalender. Ik fietste vanaf Spaarndam in de richting van het Noordzeekanaal. Nee, de wereld was niet vergaan. Toch hing er nog wel een vleugje Apocalyps in de lucht, daar in dat doodtij van het jaar. Nergens een mens te bekennen, muisstil was het, de lucht mistig en loodgrijs, geen spoor van de zon.
Ik stop bij een informatiebord. Spaarnwoude, het recreatiegebied dat zich uitstrekt tussen tussen Haarlem, Velsen, Halfweg en Amsterdam. Volledig mensgemaakt, maar met de suggestie van natuur en wild. Het bord meldt een caleidoscoop aan mogelijke activiteiten. Er is een skeelerbaan, een kynologenclub, vier (!) golfclubs, een Big Spotters Hill, een bijentuin, jachthaven, twee maneges, een pannenkoekenboerderij, skibaan, vogeleiland, een zoogkoeien- en melkveebedrijf. Ook kun je er aan boerengolf doen en paintballen. En dit is nog maar een selectie. De boodschap is: geef iedereen een plek om z’n ding te doen, en we zijn allemaal tevreden.
Ik fiets verder. Ook het Noordzeekanaal is uitgestorven. Bij een gemaal stuit ik op een volgend informatiebord, dat er atypisch uitziet: schuin geplaatst en fleurig contrasterend met de omgeving. Ik rem af en bestudeer de afbeelding. Een schildering van een zomers tafereel: het Noordzeekanaal, mediterraan van kleur, weelderige bloemen, kruipende padden, vogels in de lucht. De begeleidende tekst vertelt dat hier iets nieuws gaande is: Tijdelijke Natuur. Dit begrip is bedacht door het Innovatienetwerk en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Kortom, het gaat om Beleidsmakersnatuur. Wat blijkt? Terreineigenaren staan vaak geen spontane ontwikkeling van natuur toe op hun braakliggende grond. Het risico bestaat namelijk dat er zich ongemerkt beschermde planten en dieren vestigen. En dat is lastig voor de eigenaar, als die later met een project wil beginnen. Hij zou zo maar teruggefloten kunnen worden door een kolonie oeverzwaluwen, een zeldzame orchidee of een rugstreeppad.
Kortom: vrij baan voor de natuur!
Maar wel tijdelijk.
Misschien hadden ze een andere naam moeten verzinnen: Uitgestelde Apocalypsnatuur.
Grenzeloos nieuwsgierig zet ik mijn fiets op slot en ga op safari. Na een paar passen zak ik weg in een reusachtige, enkeldiepe plas. Water loopt mijn schoenen in. Ik laat me niet kisten en klim op een kunstmatig opgeworpen dijkje, met weids uitzicht over het Noordzeekanaal en de Afrikahaven. Aan de andere kant van het panorama ligt een fabrieksterrein, omgord door reusachtige, stilstaande windmolens. Op de voorgrond een stuk Tijdelijke Natuur, in de vorm van een kunstmatig aangelegde poel (zie foto boven). Nee, nog steeds niet kan ik de visuele indrukken koppelen aan het concept van de beleidsmakers. Wat ik vooral zie is een fascinerend, absurdistisch tafereel. Maar misschien wil ik te snel resultaat, met die Tijdelijke Natuur.
Ik struin verder over de moerassige bodem, naar de oever van het Noordzeekanaal. Daar, achter hoog struweel, stuit ik onverwachts op een tentje. De bijbehorende visser schrikt, net als ik. We zeggen elkaar gedag, hij in het Engels. Ik kan in zijn tentje kijken: een ruisend kooktoestelletje, plastic mok en potje oploskoffie in de aanslag, een opengesperde viskoffer. Een draagbare radio staat zacht aan. Ik herken de muziek: het Requiem van Mozart, het Lacrimosa.
‘Ah … Mozart!’ zeg ik, in een poging het ijs te breken.
‘Mozart?’
‘Yes … the last composition that he wrote …’ brabbel ik, en weer overvalt me dat licht-apocalyptische gevoel.
‘Really?’ Hij kijkt me verbaasd aan en trekt zijn schouders verontschuldigend op.
Stilte.
Misschien moest ik maar weer eens gaan, zeker met die natte sokken. Maar dan draait hij zich naar me toe, reikt zijn hand en stelt zich voor: ‘Higgs …’
Higgs, denk ik, Higgs … wie was dat ook alweer?
‘Higgs?’ vraag ik.
‘Yes, Higgs …’ Hij kijkt me onderzoekend aan.
Misschien kwam het door dat einde van de Maya-kalender, of door het grijze weer, of die Tijdelijke Natuur, of door een combinatie van dat alles, hoe dan ook: ik moest aan de Higgs denken, de natuurkundige, de man van dat elementaire deeltje. Daarom ontsnapte als vanzelf de volgende zinloze vraag uit mijn keel: ‘Are you family of the great Higgs, the man of the Higgs-particle?’
‘The Higgs-particle?’
‘Ja …’ probeer ik in het Nederlands, en dan schiet de voornaam me te binnen: ‘Ja … Peter Higgs!’
‘I am sorry … I don’t know any Peter …’
Het Lacrimosa dooft uit, direct gevolgd door een nieuw muziekstuk. ‘Ah!’ zeg ik, pathetisch, ‘Beethoven!’
Weer kijkt hij me glazig aan en bukt zich om kokend water over de oploskoffie te gieten.
Het gesprek strandt definitief, maar, zo bedenk ik, dat maakt niet uit in Spaarnwoude. Want hier kan iedereen rustig met zijn hobby bezig zijn. De Engelsman vist, ik ben op safari. En mocht boerengolf niet je ding zijn, ga dan paintballen. Hier in Spaarnwoude kan en mag alles, maar dan wel in het daarvoor ontworpen gebiedje. Het voordeel is dat je geen ingewikkelde dialogen met elkaar hoeft te voeren, iedereen doet immers zijn eigen, gelegaliseerde ding. Daarom neem ik zonder veel omhaal, na een rituele blik op de roerloze dobber, afscheid van mijn visser.
Ik verlaat de Tijdelijke Natuur.
Op de fiets denk ik aan Higgs en zijn elementaire deeltje. Al in de zestiger jaren voorspelde hij dat Ontbrekende Deeltje binnen de familie van elementaire deeltjes. En nu is het gevonden, in de zomer van 2012, in die zevenentwintig kilometer lange, opgerolde tunnel van het CERN, in de buurt van Genève. Met gigantische magneetvelden jutten ze daar protonen op tot bijna de lichtsnelheid, laten ze op elkaar botsen en bekijken dan het resultaat. Zo is het Higgs-deeltje gevonden, en dat deeltje heeft een unieke, duizelingwekkende eigenschap. Want als de andere elementaire deeltjes, die met lichtsnelheid door de kosmos bewegen, in een veld van Higgs-deeltjes terechtkomen, vertragen ze tot … materie. Pure magie: energie die uitkristalliseert tot materie. Niet voor niets wordt het Higgs-deeltjes ook wel het God-deeltje genoemd. En als je theoretisch doordenkt, dan is het omgekeerde ook mogelijk. Als het zou lukken die Higgs-deeltjes uit de materie weg te vangen, dan zou die materie verdampen tot … energie … dat zou nog eens een Apocalyps zijn!
Het begint te motregenen en de kou trekt definitief in mijn natte sokken. Ik besluit te schuilen in het nabijgelegen Ruigoord, die oude hippiekolonie, waar het alternatieve leven nog steeds stand weet te houden tegen de oprukkende Amsterdamse haven. In Ruigoord lijk je uit de wereld te stappen. Direct het eerste huis maakt dat al duidelijk. Met grote letters staat er een tekst op geschilderd: ‘Zoveel inspiratie op deze plek, het kan gewoon niet anders, hier zit een kosmies lek.’
In het kerkje, de centrale plek van het gehucht, is het een drukte van belang. Een band oefent. Gitaarriffs, geroffel van slagwerk. De reusachtige, houtgestookte kachel straalt een behaaglijke warmte uit. Ik nestel me aan de bar en drink hete koffie. Naast me staat een sympathiek ogende man, met vettige dreadlocks en een rafelige legerjas die naar Cannabis geurt.
Hij kijkt me aan. ‘Ben je hier voor de rehearsal?’
‘Rehearsal?’
Hij wijst naar een poster achter me. Die maakt melding van een ‘extravagant’ feest, zeven dagen na de Eindtijd, een nieuwe Big Bang die tevens het 40-jarig bestaan van Ruigoord inluidt.
De band start een nummer uit het collectief geheugen. De Beatles: I Am The Walrus. De zanger en drie zangeressen zijn slecht te verstaan, maar het refrein klinkt helder: I am the eggman … ik ben de eindtijd … wij zijn de eindtijd … goo goo goo joo …
‘De eindtijd?’ vraag ik aan mijn buurman, over de muziek schreeuwend.
‘Ja, maar die is over … we zijn nu in een new tijd!’ zegt hij, in half Engels, half Nederlands. En dan, net als de visser langs het Noordzeekanaal, steekt hij zijn hand uit. ‘Peter Wiggs …’
Door het lawaai van de Eggman versta ik hem niet goed.
‘Peter Higgs?’
‘No … Wiggs!’ Hij lacht, staat op, slaat me tof op de schouders en loopt de kerk uit.
Ik zit nog even aan de bar en vertrek dan ook. Buiten kom ik mijn buurman weer tegen, met een hasjsigaret in de mond. Direct begint hij te praten: ‘Die elementaire deeltjes don’t exist!’ Dampend exhaleert hij. ‘Ze zien only brokstukken!’ Hij begint te giechelen, zonder ophouden. Ook als ik wegfiets, en nog even naar hem zwaai, lacht hij nog.
Het is droog en ik zet de vaart erin. Goo goo goo joo, zing ik op het ritme van de pedalen en denk aan Wiggs. Misschien heeft hij wel een punt. Thuis, met droge sokken aan, ga ik direct het internet op en vind een YouTube-filmpje. De euforische persconferentie van 4 juli 2012 waarin het Higgs-deeltje werd aangekondigd. Woordvoerder Rolf Heuer: ‘I think we have it.’ Maar gaandeweg de presentatie meen ik ook twijfel te bespeuren. ‘It must be a Higgs-particle, but we have to find out what kind of particle this is.’ En: ‘We have now found the last cornerstone of the model, I think, but we need a lot of more data and a lot of more statistics’.
I think.
Goed, nog even geduld. Het gaat dus om een deeltje en niet het deeltje.
De persconferentie loopt naar een eind. Vragen uit de zaal. Een journalist neemt het woord. In de aanloop naar zijn vraag zegt hij dat het Higgs-deeltje verklaart waarom we massa hebben. Ik spits mijn oren, want zo begrijp ik het ook. Maar Heuer onderbreekt hem meedogenloos, waarbij hij zijn minachting nauwelijks kan onderdrukken: ‘Nee, dat is een ander mechanisme!’ De journalist houdt nog even voet bij stuk: ‘Maar als ik ben opgebouwd uit elementaire deeltjes, dan hebben die toch ook invloed op mij?’ Draaiend met zijn vingers, want geïrriteerd over zoveel domheid, geeft Heuer een dooddoener als antwoord: ‘Inderdaad, als de elementaire deeltjes niet zouden bestaan, zou u niet bestaan’. En hij drukt zonder enige schaamte de microfoon weg.
Ik voel teleurstelling, want ik wil iets horen over die Gedroomde Theorie van het Alles, dat Standaardmodel waarin alle deeltjes in één systeem passen. Ik wil horen dat die eenheid iets zegt over de wereld die we dagelijks in het hier en nu ervaren. Ik wil horen dat het Higgs-deeltje inderdaad het God-deeltje is. Maar nee, zegt Heuer, hier bij het CERN doen we aan fundamenteel onderzoek, al het andere is voer voor onwetende fantasten.
Het voelt een beetje alsof ik terug ben bij af. Daar in Genève doen ze excellent, hoogintelligent onderzoek. Niet minder, maar blijkbaar ook niet meer. In mijn naïviteit wilde ik van dat onderzoek een Groot Verhaal maken. Maar dat is het niet. Zo lijkt onze wereld Spaarnwoude in het groot. Je hebt er aparte gebieden voor alles. Voor hondendressuur. Voor paardenfokken. Voor het meertje met radiografisch bestuurde modelboten. En er is een apart gebied voor Kennis. En voor Wijsheid.
Raar toch om tijdelijke natuur te scheppen. Dan heb ik er ook een. Het beleid van Staatsbosbeheer heeft een slag van 180 graden gemaakt. In plaats van voorzichtig te beschemern omarmen ze nu het idee dat je de natuur moet tarten om plantjes als het muizenoortje voort te laten bestaan. Zes jaar geleden wilden we op Terschelling tijdens het Oerolfestival de tekening van het klooster van Sankt Gallen 1 op 1 afplaggen. Daar was toen geen sprake van. Maar intussen heeft de baas van Staatsbosbeheer, Chris Kalden, begrepen dat je door juist wel af te plaggen, je dat muizenoortje weer de kans geeft om te ontsnappen aan zijn verstikkende belagers. Het proefveldje staat er nu weer vol mee! En nou mogen we in de zomer van 2014 het klooster tevoorschijn toveren. Mooi toch? Typisch Hollands om de zaken maakbaar te maken, ook de natuur, maar die was al gemaakt. Raar land land dat Holland, maar wat kan het er mooi zijn.